Taal = meer

taal=meer

Dolf Janson & Roos de Bruyn

Ideeën en teksten: Roos de Bruyn (Onze Taal) en Dolf Janson (MeerTaal)

Illustraties: Nina Lathouwers en Josje van Koppen

Vakantie!

 

Heb je een leuke vakantie gehad? Dat hopen we voor je! Misschien ben je vanwege corona in Nederland gebleven. En misschien ben je zelfs gewoon thuis gebleven. Daar kun je ook best iets spannends van maken. Kijk maar eens op de kaart hieronder. Kun jij nog meer van dit soort grappige vakantiebestemmingen bedenken? 

 

Versprekingen

 

Iedereen, of je nu jong bent of oud, maakt weleens een verspreking. Soms is zo’n foutje tijdens het praten grappig, omdat je ineens iets heel anders zegt dan je bedoelt. En héél soms gaan ook anderen voor de grap zo’n verspreking overnemen. Dan is het niet meer per ongeluk, maar expres.

Zo heeft ooit iemand gezegd dat iets ‘een scheetje beef’ was (misschien hing een schilderij ‘een beetje scheef’?). ‘Scheetje beef’ is een bekend grapje geworden, dat zelfs in een woordenboek staat. ‘Geef mij maar een slaatje bla.’ is een ander ‘foutje’ dat nu een bekend grapje is geworden.

Hier komen nog een paar versprekingen. Kun jij snel raden wat er bedoeld werd? 

-        Laten we een schepje gaan luchten.

-        We werden in hakjes gemoot.

-        Er zaten stekjes spuk door de zuurkool.

-        Oké jongens: start voor de klaar?

-        Ik drink graag boze rottelthee.

-        Ik wil graag een kontje bloter bij mijn poffertjes.

-        Wil jij het zeetakje even uit de pot halen?

-        Ik het alles nagemeten en het piest presas!

-        Pokkenbootjes zijn lekkere koekjes.

 

 

HET

 

In elke zin is er een hoofdrolspeler (ook wel ‘onderwerp’ genoemd) die iets doet of iets is.

In ‘Ik train iedere woensdagavond met mijn team.’ is ‘ik’ die hoofdrolspeler en die doet iets.

In ‘Onze buurman is heel blij met zijn nieuwe fiets.’ is dat ‘onze  buurman’ en die is iets. 

Dat is heel duidelijk, want je weet over wie of wat het gaat. Maar er zijn ook zinnen waarin dat niet zo duidelijk is. En zulke zinnen gebruiken we nog vaak ook!

Het regent alweer niet vandaag.

Het is zelfs lekker warm in de schaduw.

In deze zinnen is ‘het’ die hoofdrolspeler en die doet wat en die is wat, maar… wie of wat is ‘het’? Dat is lastig uit te leggen. Je kunt zulke zinnen wel anders maken, waardoor ‘het’ niet meer nodig is.

            Er valt alweer veel regen vandaag.

            De temperatuur is zelfs in de schaduw nog lekker.

Wat valt je op als je deze nieuwe zinnen vergelijkt met die zinnen met ‘het’ erin?


Verzamel of maak nog meer van die zinnen waarin ‘het’ de hoofdrolspeler is.

Bedenk dan een manier om de betekenis van die zinnen anders onder woorden te brengen, waardoor je niet meer ‘het’ als hoofdrolspeler hoeft te gebruiken.

Merk je dan ook bij jouw zinnen wat er dan nog meer anders wordt?

 

 

Familie met bijzondere namen

 

Er bestaat een opa die ‘opa Bonny’ wordt genoemd en een oma die ‘oma Jack’ heet. Dat komt doordat die opa een lieve hond heeft die Bonny heet en de oma een kat die Jack heette. Hun kleinkinderen vonden Bonny en Jack het leukste wat hun opa en oma hadden. Daarom gaven ze die opa en oma zélf de naam van hun huisdier. Herken je die gewoonte?

 

Maar er zijn ook kleinkinderen die hun opa’s en oma’s naar heel andere dingen noemen. Dat zijn dingen die ze bijzonder bij hen vinden. Kun jij raden waarom ze deze namen bedachten?

-        Oma Pannenkoek, Opa Chippies

-        Opa en oma Hobbelpaard,

-        Opa en oma Duplo

-        Opa en oma Fiat,

-        Opa Vroem

-        Oma Bootje, Opa Tractor

-        Oma en opa Ver (de andere opa en oma heten: Opa en oma Stukje)

Misschien had jij vroeger ook wel een bijzondere naam voor je opa of oma, of heb je die nog steeds…  Of had of heb je zo’n naam voor een oom of tante? Of voor een buurman of buurvrouw? 

Wat zou voor jou zelf een passende naam zijn? Ssstt, niet verder vertellen…

 

 

Plaatsnamen

 

De namen van steden en dorpen zijn vaak een samenstelling. Die woorden waaruit die naam is ontstaan zeggen vaak iets over de geschiedenis of over de plek waar die plaats is ontstaan. Zo zijn er een heleboel plaatsen die zijn ontstaan bij een plek in een rivier, waar je die rivier kon oversteken. Zo’n plek noemde men een voorde of foort, maar ook wel tricht, trecht of drecht. Probeer zoveel mogelijk plaatsnamen te verzamelen waarin een van deze woorden voorkomt en zoek uit waar dat andere stukje van die plaatsnaam vandaan komt (als die naam langer is tenminste…).

 

 

Vragen, vragen, vragen…

 

Je mag drie vragen bedenken voor iemand uit je groep. Bij elke vraag moet die ander kiezen uit twee mogelijkheden. Je mag echt van alles bedenken, ook dingen die helemaal niet kunnen!

Die vragen beginnen zo: ‘Wat zou je het liefste (doen of zijn of hebben of kunnen): … of …?’

Hier een paar voorbeelden, maar bedenk zelf ook zulke vragen:

  • Wat zou je het liefste kunnen: vliegen of onzichtbaar zijn?
  • Wat zou je het liefste doen: naar het verleden reizen of naar de toekomst?
  • Hoe zou je het liefste zijn: zo klein als een muis of juist zo groot als een giraf?
  • Wat zou je het liefste zijn: een vogel of een haai?
  • Wat zou je het liefste kunnen: alle talen van de wereld verstaan of met dieren praten?

Laat die ander wel even uitleggen waarom hij/zij die keuze heeft gemaakt. Zo leer je weer eens iets anders over elkaar!

 

Deel dit artikel